Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar zo gij weder in de stad gaat, en tot Absalom zegt: [60]Uw knecht, ik zal des konings zijn; ik ben wel uws vaders knecht [61]van te voren geweest, maar nu zal ik uw knecht zijn; zo zoudt gij mij den raad van Achitofel te niet maken. 60. Een afgebroken rede, gelijk men nu ook spreekt, voor: ik ben uw knecht, ik zal uw knecht zijn. Anders, O koning, ik zal uw knecht zijn, gelijk ik uws vaders knecht tevoren geweest ben, alzo zal ik nu uw knecht zijn. 61. Hebreeuws, van toen af.